Ga naar de inhoud

Gazon

Stap voor stap met All In Green naar een mooi gazon. Wij voorzien u van informatie en een praktische aanpak voor een optimaal gazon.

Maaien

Een gazon moet geregeld worden gemaaid. Maar hoe vaak? Dat is makkelijk te onthouden: een gazon moet gemaaid worden als de hoogte van het gras 2x zo hoog is als wanneer het net gemaaid is. In de praktijk komt het erop neer dat u in de echte groeitijd 2 keer per week moet maaien. Waarom zo vaak? Als u het minder vaak maait, wordt het gras te lang. Het maait dan moeilijker en het afgemaaide gras kan niet blijven liggen. Voor de hoogte van het gras kan voor siergazon ± 3 cm aanhouden worden en voor speelgazon ± 4 cm. Als de tempraturen oplopen tot 25 graden of meer, dan is het raadzaam om de maaihoogte tijdelijk op 5 à 6 cm in te stellen. Door vaker te maaien krijgt u een mooie, gesloten grasmat. Onkruid en mos krijgen dan minder kans. De maaihoogte van de grasmaaimachine kan het beste op een vlakke harde vloer
afgesteld worden.

Verticuteren en beluchten

Naast regelmatig maaien, is het aan te bevelen om minimaal twee maal per jaar de grasmat te verticuteren (schoon kammen). In de periode in april – mei en nogmaals in de periode juli – augustus. All In Green heeft speciale machines die de grasmat goed schoonkammen en diep reinigen. Al het oude, dode materiaal wordt eruit gehaald. De grond wordt schoon. Licht, lucht en water dringen weer makkelijker door en de wortels krijgen meer ruimte om te groeien.

beluchtenAls er over een gazon gelopen wordt, wordt de grond aangedrukt. De bovenlaag wordt hard en er kan minder zuurstof bij de wortels van het gras komen. Ook zal het water minder snel worden afgevoerd en kunnen er plassen op het gazon ontstaan. Het gevolg is dat het gras slecht groeit. Met een prikrol of greep dienen gaten in de grond te worden gemaakt. Deze gaten worden opgevuld met scherp zand. Zand zorgt ervoor dat er weer lucht in de bodem kan komen. Ook het water kan door het and weer goed worden afgevoerd naar de ondergrond. Daarnaast worden met het strooien van zand kleine oneffenheden in de bodem weg gewerkt.

Voeding

Eén grote fouten die met de verzorging van een gazon wordt gemaakt, is het niet of niet op tijd geven van voldoende voeding. Vaak ligt hier de gedachte aan te grondslag dat men bij het geven van voeding vaker / te vaak moet maaien. Ook wordt wel eens gedacht dat de voeding die bij de aanleg is gegeven in de vorm van potgrond of bemeste tuinaarde voldoende is voor een jarenlang mooi gazon. Dat is helaas niet zo. Een gazon moet regelmatig voorzien worden van voeding met een voldoende stikstof. Stikstof zorgt voor grasgroei en een mooi, stevig gazon. Deze meststof moet steeds worden aangevuld, omdat het door het gras wordt opgenomen. Vroeger werd veel met 12+10+18 bemest. In deze zogeheten NPK-bemesting zit 12% stikstof (N), 10% fosfaat (P), en 18% kali (K). Het voordeel van deze meststof is dat het goedkoop is. Per keer is ongeveer 5 kg per 100 m2 nodig. Nadelig is dat het slechts voor 4 à 5 weken werkzaam is en de kans op verbranding van het gazon vergroot. Als alternatief kan gedroogde koemest en compost worden gebruikt. Nadeel van deze meststoffen is dat de verdeling moeilijk is en de hoeveelheid opneembare stikstof gering is. Tegenwoordig zijn langwerkende meststoffen in de handel, die 3 à 4 maanden effectief blijven. Zo’n meststof wordt bij voorkeur in maart of april gestrooid en nog eens in augustus of september. Bij het toepassen van langwerkende meststoffen is er geen risico op verbranding van de grasmat. Als de kleur van het gazon lichtgroen of geel is en er in het groeiseizoen minder dan 1 keer per week gemaaid hoeft te worden, is het gras dringend aan een bemestingsbeurt toe.

Sproeien

Als een gazon net is aangelegd moet er vaker en met minder grote hoeveelheden worden gesproeid. Pas gelegde graszoden goed worden nat gehouden. Ook overdag als de zon fel schijnt. Dit is nodig zolang de worteltjes van het gras nog onvoldoende in de ondergrond zijn vastgegroeid. Let vooral op de randen en naden van de zoden. Vier tot zes weken na het leggen van de graszoden mag het water geven in droge tijden worden beperkt tot één keer per week een wat grotere hoeveelheid, bij voorkeur ’s avonds laat.

Onkruid

Vooral in een ouder gazon komen vaak hardnekkige onkruiden voor. Deze onkruiden komen voort uit zaden die met de wind meegenomen worden. Als de omstandigheden gunstig zijn kiemen ze. Met name paardenbloemen, klaver en madeliefje komen vaak voor. De beste methode om onkruid te voorkomen, is om zodra het tevoorschijn komt, het te verwijderen door uit te steken. Dit moet voorzichtig gebeuren om de grasmat onbeschadigd te laten. Als het gazon goed is bemest, zal de opengevallen plaats snel weer dichtgroeien. Bijzaaien is pas nodig als een kale plek groter is dan ongeveer 7 bij 7 cm.

onkruidAls onkruid op deze wijze één keer per maand wordt verwijderd, wordt het gazon goed onkruidvrij gehouden. Alleen als de onkruidbezetting erg groot en niet meer met voornoemde handelingswijze beperkt en gecontroleerd kan worden, adviseren wij een milieuvriendelijk onkruidbestrijdingsmiddel toe te passen. Verkeerde pollen gras komen vaker voor naar- mate het gazon ouder is.

Naast onkruid is er ook vaak sprake van wilde pollen. Wilde pollen gras ontstaan in uw gazon doordat zaadjes via de wind meegevoerd worden. Een bron van wilde grassen zijn vaak wegbermen. Wilde pollen kunnen worden herkent aan de andere structuur en kleur van het blad of aan de aanwezigheid van zaadstengels. Ook hier geldt dat wilde pollen in een zo vroeg mogelijk stadium verwijderd dienen te worden.

Mos

Mos groeit vaak onder grote bomen, op schaduwrijke plekken en in dichte, vochtige grond. Voor het verwijderen van mos, kan een probleemgebied het beste een tweede keer gemaaid worden met de laagst mogelijke maaihoogte. Na deze tweede maaironde dienen de plekken met mos bestrooid te worden met een mengsel van ijzersulfaat en ammoniumsulfaat (zwavelammoniak). Het mos sterft dan in ongeveer twee weken af. Daarnaast dient het gras twee keer belucht te worden. De tweede keer dient de beluchtingrichting haaks op de richting van de eerste keer te staan. Met deze beluchting wordt dood mos moeiteloos verwijderd, waardoor alleen het gras achterblijft met wat kale plekken. Om te voorkomen dat er onkruid of een andere grassoort in deze kale plekken gaat groeien, kan het gazon opnieuw ingezaaid worden. Door een goede bemesting tenslotte, wordt de groei van het gras gestimuleerd en daardoor heeft het voldoende weerstand en kracht om te concurreren met het mos. Een gazon dient, met uitzondering van de bestrijding van mos zoals hierboven benoemd, niet te kort gemaaid te worden, vooral niet als het gazon in de schaduw ligt.

Insecten

In een goed gazon komt veel bodemleven voor. Allerlei organismen zorgen ervoor dat de grond open blijft en het organisch materiaal verteerd wordt. Dit dient zoveel mogelijk gestimuleerd te worden, want daardoor blijft de bodem “gezond” en heeft het gras de kans zich goed te ontwikkelen. Hoewel er soms overmatige aantallen insecten aanwezig kunnen zijn, is het zelden nodig deze te bestrijden. De insecten die de meeste schade aan een gazon kunnen aanrichten zijn de larven van de langpootmug (Emelten), de larven van de Rouwvlieg en de larven van de Rozenkever (Engerlingen), de Meikever en de Junikever. Indien u schade ontdekt aan uw gazon als gevolg van insecten, kunt u te allen tijde contact met ons opnemen en zijn wij u graag van dienst.

Ziekten

In een gazon kunnen diverse ziekten optreden. Vaak zijn deze van tijdelijke aard en geven geen of nauwelijks schade. De grasmat herstelt zich meestal vanzelf. We willen twee ziekten benoemen die vaak optreden na het leggen van graszoden:

Rooddraad
In de nazomer en gedurende het begin van de herfst komt de schimmel Laetisaria Fuciformis voor, bekend onder de naam Rooddraad. Deze schimmel lijkt bovenop het gras te liggen en laat de punten van het gras verdorren en aan elkaar plakken. Men kan rode draden van schimmelpluis aantreffen. Deze schimmel treedt vaak op bij een tekort aan voeding in de grasmat. Voldoende bemesten helpt meestal afdoende.

Sneeuwschimmel
In de herfst treedt soms de schimmel Microdochium Nivale op, bekend onder de naam Sneeuwschimmel. Deze schimmel veroorzaakt bruine plekken waarin sneeuwwit pluis is te ontdekken. Meestal komt deze schimmel alleen in het eerste jaar na het aanleggen van de grasmat voor. Na het eerste jaar krijgt men er vrijwel nooit meer mee te maken. Als deze schimmel op grote schaal voorkomt, is een chemische behandeling van de grasmat aan te bevelen. Gelukkig is de aantasting meestal slechts in geringe mate aanwezig en hersteld eventuele schade in het voorjaar.